Koninklijk Besluit 10 Mei 1820 N° 3: verschil tussen versies

Uit HisGIS
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Regel 9: Regel 9:


* Gezien ons Besluit van den [[Koninklijk Besluit 9 April 1820 N° 133|9 April ll N° 133]] houdende bepalingen omtrent de beheering en administratie der groote wegen des Rijks.
* Gezien ons Besluit van den [[Koninklijk Besluit 9 April 1820 N° 133|9 April ll N° 133]] houdende bepalingen omtrent de beheering en administratie der groote wegen des Rijks.
* Gezien ons Besluit van den [[Koninklijk Besluit 20 April N° 5|20 April ll N° 5]] waarbij algemeene Financiële verordeningen ter zake voorschreven zijn daargesteld.
* Gezien ons Besluit van den [[Koninklijk Besluit 20 April 1820 N° 5|20 April ll N° 5]] waarbij algemeene Financiële verordeningen ter zake voorschreven zijn daargesteld.
* Gezien ons Besluit van [[Koninklijk Besluit 10 Mei 1820 N° 2|heden N° 2]] houdende vaststelling van onderscheidene Reglementaire en administrative bepalingen omtrent de beheering en administratie der Grootewegen.
* Gezien ons Besluit van [[Koninklijk Besluit 10 Mei 1820 N° 2|heden N° 2]] houdende vaststelling van onderscheidene Reglementaire en administrative bepalingen omtrent de beheering en administratie der Grootewegen.
* Gezien het rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat en van Financien van den [[Rapport N° 642|9 dezer ° 642]] [kantlijn: te vinden bij [[Koninklijk Besluit 10 Mei 1820 N° 2|N° 2]]] omtrent de wijze, waarop door de Provinciale Staten zal kunnen worden gedisponeerd over de aan dezelve tot onderhoud der groote wegen toetestane sommen.
* Gezien het rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat en van Financien van den [[Rapport N° 642|9 dezer ° 642]] [kantlijn: te vinden bij [[Koninklijk Besluit 10 Mei 1820 N° 2|N° 2]]] omtrent de wijze, waarop door de Provinciale Staten zal kunnen worden gedisponeerd over de aan dezelve tot onderhoud der groote wegen toetestane sommen.

Versie van 11 dec 2019 20:47

Onderdeel van Groote Wegen


aanhef

Wij Willem bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg enz. enz. enz.

overwegingen

  • Gezien ons Besluit van den 9 April ll N° 133 houdende bepalingen omtrent de beheering en administratie der groote wegen des Rijks.
  • Gezien ons Besluit van den 20 April ll N° 5 waarbij algemeene Financiële verordeningen ter zake voorschreven zijn daargesteld.
  • Gezien ons Besluit van heden N° 2 houdende vaststelling van onderscheidene Reglementaire en administrative bepalingen omtrent de beheering en administratie der Grootewegen.
  • Gezien het rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat en van Financien van den 9 dezer ° 642 [kantlijn: te vinden bij N° 2] omtrent de wijze, waarop door de Provinciale Staten zal kunnen worden gedisponeerd over de aan dezelve tot onderhoud der groote wegen toetestane sommen.
  • Gelet op het rapport van den Raad van State, van den 30 Maart ll N° 9 [kantlijn: bij 9 April 1820 N° 133].

Hebben besloten en besluiten

besluit

Art 1

Door de Staten der Provincien zal geene bijzondere kas worden geformeerd van de aan dezelve toetestane sommen tot onderhoud der groote wegen. (Reglementaire bepalingen dd 11 December 1820 N° 1 Art: 24 )

Art 2

De ter zake voorschreven te doene uitgaven worden in twee hoofdafdeelingen onderscheiden, als

  1. Tot betaling van aangenomen werken gedane leverantien, verschotten, tractementen en dergelijken
  2. Tot voldoening van daggelden van arbeiders en verdere uitgaven welke dadelijk moeten geschieden en geen uitstel kunnen lijden.

Art 3

De betaling van de in het eerste lid van het voorgaande Artikel bedoelde kosten zal voorloopig geschieden op de navolgende wijze.

  • De certificaten tot betaling van aangenomen werken, worden door de Hoofd of als zoodanig fungerende Ingenieurs, aan de Staten ingezonden, de bestekken van aanneming moeten aan dezelve zijn gehecht.
  • De Rekeningen van gedane leverantien, declaratien van verschotten enz. worden door de Hoofd Ingenieuws of als zoodanig fungeerende Ingenieurs behoorlijk geexamineerd, gecertificeerd en aan de Staten ingeleverd.
  • De lijsten tot betaling van tractementen van vaste bij den dienst der groote wegen geemployeerde personen, als brugwachters enz. worden door den Hoofd Ingenieur of als zoodanig fungerende Ingenieurs opgemaakt en aan de Staten ingediend.

Al de voormelde Stukken worden bij de Staten geexamineerd en geapprobeerd en op dezelve speciaal aangetekend de Artikels waaronder elk bijzonder object voorkomt bij de opgaven en begrootingen, bedoeld bij Art 1 en 2 van Ons Besluit van heden N° 2.

De Staten adresseren de gemelde stukken vergezeld van eene specifieke lijst aan Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat. De voornoemde Minister doet dezelve examineren, vergelijken, en in order bevindende, doet hij daarvoor aanvragen tot betaling aan Onzen Minister van Financien op den voet ten aanzien van de dispositie op speciale fondsen tot bepaalde einden geschikt, voorgeschreven bij Art. 24 van Ons Besluit van den 1 December 1819 N58, en op de wijze bij het 13° en volgende Artikelen van het gemelde Besluit bepaald.

Zoo ras de ordonnantien van betaling bij Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat zullen te zijn te rug ontvangen, geeft hij daarvan kennis aan de Staten der belanghebbende Provincien; Zullende wijders de partiële ordonnantien aan de belanghebbenden worden uitgereikt en des collective ordonnantien vergezeld van specifieke lijsten, wegens leges gelden en contributien, welke van de belanghebbenden moeten worden ingehouden, door Onzen gemelden Minister worden geadresseerd aan den Hoofd betaalmeester voor de verschillende uitgaven om door dezen te worden toegezonden aan den Ontvanger Generaal op welk de ordonnancien zijn overgewezen.

Art 4