Grondgebruik
Het grondgebruik in het kadaster van 1832 is een samengesteld gegeven. Hierbij wordt een hybride combinatie van meerdere aspecten van dit grondgebruik met elkaar gecombineerd, zoals de fysieke verschijningsvorm, maar ook het functioneel gebruik en de potentiële waarde.
Conceptuele soorten grondgebruik
Fysieke verschijningsvorm
In de basis moest voor elk perceel worden vastgelegd wat het soort grondgebruik op het moment van taxatie (de schatting) was. In de meeste gevallen was dit duidelijk, maar er waren ook gevallen waar dit minder evident was. Het gaat dan bijvoorbeeld om tijdelijk onder water gelopen gronden, of een wisselbouw-systeem.
De stelregel was dat in deze gevallen de verschijningsvorm werd vastgelegd in de OAT, en het achterliggende grondgebruik zoals dat moest gaan gelden voor de grondbelasting, werd vastgelegd middels de Tariefsoort.
Functioneel gebruik
In de vroege negentiende eeuw, stond het productiemodel van de landbouw centraal. Landbouwgrond moest voorzien in de voedselproductie. Gronden die ingezet werden als siertuin of puur voor vermaak, werden daarom vaak omschreven onder de noemer ``gronden aan den landbouw onttrokken´´.