Rapport 13 September 1814 (a)

Uit HisGIS
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Onderdeel van Groote Wegen
De toevoeging (a) dient om onderscheid te maken met een ander rapport van dezelfde datum.


Aanhef

Sec 20 sept 1814 N° 52 1e afdeling No ...

Aan Zijne Koninklijke Hoogheid den Heere Prince van Oranje-Nassau Souverein Vorst der Verëenigde Nederlanden & & &

’s Gravenhage den 13e September 1814

Inhoud

Volgens de door het Fransch Gouvernement gemaakte bepalingen, moesten de gedeeltens der zoogenaamde keyzerlijke wegen, welke liepen door of langs eenige steden of dorpen, als mede de in die gedeeltens gelegen bruggen worden bekostigd en onderhouden uit ’s lands kas. Hier door wierden eenige steden ontslagen van het onderhoud van objecten waarmede dezelve altoos, wen en te Regt waren belast geweest, en waarvoor, in eenige steden, vóór de vereeniging van dit land met Frankrijk, zekere impositien wierden geheven.

’s Lands kas wierd dus nutteloos bezwaard met het onderhoud en objecten waarmede dezelve voormaals geheel onbekend was, en de steden ontheven van een last, over wier bezwaar nimmer bevorens was geklaagd. Daar nu de Steden, krgtens Art. 23 van het Besluit van uwe Koninklijke Hoogheid, dat 23 December 1813 gemagtigd zijn, niet alleen de oude poortgelden wederom in te voeren, en zulks ook werkelijk in sommige gedaan. Terwijl men nog bovendien, in eenige dier steden, naar aanleiding van het gemelde Besluit, zelfs nieuwe belastingen heeft gelegd op de passerende rijtuigen, komt het mij voor niet meer dan billijk te zijn, om de gedeeltens van groote wegen loopende door de steden, met daarin gelegen bruggen, wederom ten laste dier steden te brengen ten einde als van ouds door dezelve te worden onderhouden.

Het geval is echter geheel anders met de gedeeltens der Groote wegen, de dorpen traverserende, in dezelve kunnen geene soortgelijke belastingen geheven worden, waaruit het Onderhoud dier traverses kan worden bekostigd, en deze gedeeltens der wegen kunnen dus voor die dorpen niet anders dan lastposten worden aangemerkt en het algemeen Lands belang vordert om voor het goede onderhoud dier gedeeltens te zorgen.

Ik heb dus vermeend om alle de voormelde redenen en tot besparing van noodeloze uitgaven voor 'S Kands kas aan Uwe Koninklijke Hoogheid ten dezen een voorstel te moeten doen, en neme de vrijheid Hoogstdenzelven eerbiedig in bedenking te geven, om te bepalen

1. Dat te rekenen met 1 january 1815, van zoodanige groote wegen die uit 's Lands kas worden gemaakt en onderhouden, de gedeeltens loopende door of langs Steden mitsgaders alle de in dezelve gelegen bruggen en andere objecten, even als vóór de vereeniging dezer landen met Frankrijk, zullen moeten worden gemaakt en onderhouden door die steden zelve, die weleer met dat onderhoud zijn belast geweest en zulks over zoodanige lengte en tot zoo danigen afstand buiten de Steden, als voormaals tot lasten dier steden liep.

2. Dat de Regeringen dier Steden wel speciaal zullen moeten zorgen dat de voormelde gedeeltens steeds in eenen behoorlijken staat van passage zijn en blijven, en dat de algemeene Directie van den Waterstaat daarover de superintendentie zal blijven uitoefenen.

3. Dat echter alle de gedeeltens van voormelde groote wegen, strekkende door of langs Dorpen, Gehuchten, enz. met alle de daarin gelegen Bruggen, Heulen en verdere objecten bij voortduring ten laste van 's Lands kas zullen gemaakt en onderhouden worden; echter met speciale uitzondering van zoodanige Bruggen, Heulen, Duikers, enz. welke door eenige Dijks besturen, Polders of andere Collegien of Particulieren bevorens wierden gemaakt en onderhouden.

De Directeur Generaal van den Waterstaat

Repelaer van Driel