Koninklijk Besluit 13 Maart 1821 N° 74

Uit HisGIS
(Doorverwezen vanaf Besluit 13 Maart 1821 N° 74)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Onderdeel van Groote Wegen

Datum: 13 Maart 1821
Nummer: 73

Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, Groot Hertog van Luxemburg enz. enz. enz.

Overwegingen

  • Gehoord onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat, en den Raad van State;
  • Gelet op ons besluit van heden N° 73

Hebben besloten en besluiten.

Art 1

Voor het onderhoud der groote wegen van de eerste klasse; met de daarin gelegen bruggen, heulen, duikers enz. wordt over den dienst van 1821 uit de inkomsten der op al de groote wegen gevestigde tollen ter dispositie van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat gesteld, eene Somme van Driehonderd twee en twintig Duizend, twee honderd drie en tachtig Guldens, gerepartitieerd op de navolgende wijze:

Provincie Crediet
1 Noordbraband ƒ 27.473
2 Zuidbraband ƒ 40.800
3 Limburg ƒ 27.760
4 Gelderland ƒ 12.350
5 Luik ƒ 14.050
6 Oostvlaanderen ƒ 20.076
7 Westvlaanderen ƒ 26.677
8 Henegouwen ƒ 32.100
9 Noord Holland ƒ 9.150
10 Zuid Holland ƒ 29.948
11 Zeeland ƒ 1.000
12 Namen ƒ 10.000
13 Antwerpen ƒ 13.000
14 Utrecht ƒ 9.730
15 Vriesland memorie
16 Overijssel ƒ 6.234
17 Gronigen ƒ 12.935
18 Drenthe ƒ 4.000
18 Luxemburg ƒ 19.000
totaal ƒ 322.283

Art. 2

Eene somma van ƒ 41.717 wordt bovendien gereserveerd tot betaling van het onderhoud van tolgaarders woningen, slagboomen en dergelijke, mitsgaders tot betaling van lasten en impositien van tot de wegen behoorende Landsgronden of gebouwen, onderhoud van beplantingen, tranchementen van weegbrugwachters enz. en zulks op al van de eerste, het zij van de tweede klasse, mitsgaders tot al zulke verdere einden als Wij, bij speciale besluiten zullen goedvinden te bepalen.

Art. 3

Minister van Binnenlandsche zaken en Waterstaat wordt geautoriseerd tot het engageren der bij Art. 1 bepaalde sommen, met dien verstande echter dat zonder onze speciale autorisatie, de montanten der voor elke Provincie geopende creditien niet zullen mogen worden overschreden maar aan ons de noodige voordragten tot af en overschrijving des noods van het eene crediet op het andere, zullen moeten worden gedaan.

Art. 4

Op de gereserveerde somme van ƒ 41.717 zullen geene engagementen, hoe ook genaamd, mogen worden gemaakt zonder onze voorloopige autorisatie, met uitzondering alleen van de betaling van vaste tractementen van de weegbrugwachters enz. op den tegenwoordig bestaanden voet.

Art 5.

Ingeval de sommen bij Art 1 van dit besluit vermeld, eenige économien besparing opleveren, zullen dezelve in het algemeen in de Provincie waarin zij bestaan en ook in anderen, wanneer daarvoor voldoende termen mogten zijn, worden geëmploijeerd om de zoodanige derzelve, welke zulks het meest behoeven, en door bijdrage van eigen middelen bewijzen hebben gegeven van geredelijke medewerking tot bereiking van een goeden en verbeterden staat van de groote wegen van de tweede klasse, te gemoet te komen.

Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstraat is belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit waarvan afschriften zullen worden gezonden aan Onzen Minister van Financien, aan den Raad van State, en aan de Algemeene Rekenkamer.

Gegeven te Brussel den 13 Maart des Jaars 1821, het Achtste van onze Regering.