Huidig kadaster
De administratie van het huidig kadaster in Nederland en de andere gebieden van het toenmalige Napoleontische Rijk (met name ook Frankrijk en België) rechtstreeks en zonder onderbreking terug te voeren op de totstandkoming van het kadaster in deze gebieden in 1832. Voor Limburg en België was dit pas in 1834 vanwege politieke moeilijkheden destijds.
In Nederland is het archief van het kadaster grotendeels ontsloten via de Kadastrale Archiefviewer.
Documenttypes Kadastrale Archiefviewer
In de Kadastrale Archiefviewer zijn een brede selectie aan documenten terug te vinden, die allen samen een vrij compleet beeld geven van de evolutie van de administratie door de tijd heen.
Hulpkaart
Een hulpkaart is een kaart (meestal een klein stukje van een kaart) als kaart-weergave (verwerking op schaal) van de technische meetgegevens. Door deze hulpkaarten over elkaar heen te leggen, kunnen nieuwe totaal-kaarten gemaakt worden die actueel zijn ten opzichte van de mutaties die tot op dat punt golden. Deze kaarten worden Netteplans genoemd.
Veldwerk
De technische meetgegevens van het kadaster bij opmeten van een perceel of de veranderingen die daarin plaatsvonden, worden opgetekend in een Veldwerk. Dit is een meetschets die doorgaans niet op schaal getekend is, hoewel het onderscheid tussen een schaaltekening en een figuratieve schets soms lastig visueel vast te stellen is.
Dienstjaarveldwerk
In de vroege jaren van het Kadaster werden de Veldwerken per dienstjaar gebundeld in een boekwerk en niet als losse schetsen. Dat maakt dat vroege veldwerken enkel te ontsluiten zijn via dit formele dienstjaar, dat doorgaans het jaar betreft dat de eigenlijke wijzigingen opvolgt. Hoewel deze meetschetsen door de tijdsperiode waarin ze ontstaan zijn hier duidelijke grafische kenmerken van vertonen, is er verder geen formeel verschil met de latere losse Veldwerken.
Projectveldwerk
Bij enkele grote projecten (voornamelijk bij hermetingen) zijn door het kadaster integrale veldwerken opgesteld voor een hele gemeente of een aanzienlijk deelgebied van zo'n gemeente. Deze veldwerken worden gebundeld in zogenaamde projectveldwerken. Projectveldwerken leiden in de regel tot nieuwe minuutplans, die enkel ontstaan als gevolg van integrale hermeting. Wanneer een minuutplan actueel wordt gemaakt met de wijzigingen die tot op dat punt golden, wordt van een netteplan gesproken.
Kermerkend zijn de massale meetschetsen die ontstonden aan het eind van de 19de eeuw, toen met de invoering van het RD-stelsel sommige gebieden hermeten dienden te worden.
Lijst 78a
Dit betreft een lijst
"van voor de eerste maal in metingstukken opgenomen of bij grensaanwijzingen betrokken minuutperceelen"
Leggerartikel
Al sinds de aanvang van het kadaster in 1832 werden de diverse artikels binnen een gemeente verzameld in de zogenaamde kadastrale legger. Dit betreft de centrale registratie van de eigenaar van grond binnen een gemeente, en is vaak net iets uitgebreider in omschrijving dan de neerslag hiervan in de OAT. Bovenaan de pagina wordt de eigenaar vermeldt, inclusief mede-eigenaren en grondgebonden rechten zoals recht van opstal. Daaronder volgen alle percelen die dat artikel in die kadastrale gemeente in bezit heeft.
Ook de individuele wijzigingen in perceel ten gevolge van splitsing, samenvoeging of het verbouwen van een gebouw op dat perceel worden daarin opgetekend. Een volledige verwijzing naar een regel in de artikellegger gebeurt dus met het artikelnummer (en eventueel een toevoeging daarop, zoals bis), aangevuld met een volgnummer die het feitelijke regelnummer in de artikellegger aanwijst. Het gaat daarbij uiteraard niet om de fysieke regel op het papier, maar om het administratieve volgnummer van een perceel binnen die artikellegger.
Wanneer doorheen de tijd er te veel artikelnummers kwammen om in 1 fysiek boek neer te schrijven (wat onherroepelijk ooit het geval is door overlijdens en verkoop) werd een volledig nieuwe artikellegger opgestart, waarbij men begon met eerst de nog geldende artikelen uit het oude boek over te nemen, en die vervolgens aan te vullen met latere wijzigingen. Een verwijzing naar een artikel binnen een kadastrale gemeente, gebeurt dus op basis van een artikelnummer met eventueel een toevoeging daarop zoals bis, aangevuld met een reeksnummer.
Quasi steeds zijn de artikelnummers in de OAT geclassificeerd onder de formele reeks 1. In een enkele uitzondering ligt dat complexer, zoals in de kadastrale gemeente Den Haag waar men in 1832 al in de knoei kwam met een te beperkt fysiek boek om alle artikelleggers in die gemeente omschrijven. Daar heeft men halverwege een sectie een besloten om de kadastrale gemeente volgens de sectie-indeling te verdelen over 2 fysieke artikelleggers. In de moderne registratie zijn deze twee artikelleggers geregistreerd geraakt als reeks 1 en reeks 3, waarbij reeks 2 een veel latere "update" van reeks 1 betreft. Dat proces ging gepaard met de nodige hernummeringen voor die specifieke sectie. Dit betreft echter een uitzondering. Doorgaans volgens de artikelleggers vrij strak een opvolging door de tijd heen. Voor de meeste gemeenten spreken we actueel over een handvol reeksen artikelleggers. Dit is wel iets om rekening mee te houden, omdat in veel registraties niet formeel vastgelegd werd naar welke reeks van de artikellegger een artikelnummer verwijst.
Register 71
Het Register 71 bevat een overzicht van alle perceelnummers in een gemeente, en de diverse artikelnummers waar een perceel door de tijd heen onder gerekend kan worden.