Uittreksel van de verordeningen
Titel
Uittreksel van de Verordeningen
ter Instandhouding van het Kadaster
van het Koningrijk der Nederlanden.
Ten gebruike van de plaatselijke-, dijks- en polderbesturen, Notarissen, Zaakwaarnemers, Eigenaren en verdere ingezetenen
goedgekeurd, en uitgegeven krachten magtiging van den staatsraad, administrateur van het kadaster
In 's Gravenhage en te Amsterdam
bij de gebroeders van Cleef. 1833
Inhoudsopgave
1e Hoofdstuk
Omschrijving der kadastrale stukken (art. 1—5)
a. Oorspronkelijke (art. 1)
De bij gelegenheid der algemeene kadastrering van het rijk, opgemaakte oorspronkelijke kadastrale stukken van elke. gemeente‚ welke dan waren staat der grond-eigendommen en verdere vaste voorwerpen, op het tijdstip der voltooijing van dat werk , geacht worden aan te wijzen, zijn de navolgende, te weten:
- Het Plan , hetwelk , zoo met betrekking tot de soort , als ten aanzien der eigendoms-regten , den grond in deszelfs kleinste onderdeelen voorstelt, en waarop al de percelen van eene gemeente , of (eene sectie derzelve, op een of meer bladen opgenomen, dezelfde reeks van nommers hebben bekomen;
- De Aanwijzende Tafel, bevattende, naar de volgorde der nommers van het plan van elke sectie , de omstandige beschrijving van elk perceel, namelijk, deszelfs ligging , de namen , zoo der eigenaren , als der personen , die daarvan de zakelijke regten van vruchtgebruik , erfpacht , of opstal genieten , de doorgaande soort van bebouwing , en den inhoud van den platten grond , de aanduiding der gebouwen, de klassering, en eindelijk de zuivere belastbare opbrengst , aan de grondbelasting onderhevig, na aftrek van de insgelijks daarop ingeschrevene dijks- en polderlasten;
- De Perceelsgewijze Legger (eerste deel), bevattende de ontleding der aanwijzende tafel dat is : de Lijst der Eigenaren, met de opgave en omstandige beschrijving , perceel voor perceel , der ongebouwde en gebouwde eigendommen van ieder derzelve ; zijnde gezegde opgave , voor iederen eigenaar van den blooten eigendom , in zoo veel onderscheidene artikels verdeeld, als noodig is om de. zakelijke. regten te onderscheiden, welke onderscheidene andere personen op afzonderlijke gedeelten zijner eigendommen bezitten.
Aan het hoofd van dit stuk is eene dubbele Alphabetische lijst geplaatst, waarop aan de eene zijde , alle personen wier namen daarin voorkomen, Worden vermeld, en aan de andere zijde , al degenen, opvolgelijk in het tweede deel (zie art. 2, § 3) opgenomen , zullen worden ingeschreven.
b. Suppletoire (art. 2)
De na de algemeene kadastrering voorvallende veranderingen maken het onderwerp uit der Suppletoire Kadastrale Stukken, welke bestaan in de na te noemene:
- De Suppletoire Plannen of Bijbladen , aan wijzende al de nieuwe percelen, door splitsing of vereeniging der eigendommen , of anderzins ontstaan;
- De Suppletoire Aanwijzende Tafel 5 bevattende de omschrijving dezer nieuwe percelen , en daarenboven de vermelding van alle veranderingen, de regten van eigendom betreffende;
- Den Perceelsgewijzen Legger (tweede deel), zijnde de voortzetting van het eerste deel ,- en bevattende de personen , Wier eigendoms-regten eerst na de algemeene kadastrering zijn verkregen of erkend.
Dezelve wordt voorafgegaan van eene Alphabetische Lijst, van al de personen ‚ wier namen daarin voorkomen.
art 3
Tot de eigenlijke kadastrale stukken behoort ook de Verzamelings-legger , bevattende, volgens de jaarlijksche uitkomsten van elk artikel van de beide deelen des perceelsgewijzen leggers, de alphabetische en doorloopende Lijst der grondbelasting schuldigen, benevens de Slotsommen van derzelver belastbaar inkomen. Dezelve strekt tot opmaking van het Kohier van gezegdebelasting, en is voor ten minste zes achtereenvolgende jaren ingerigt.
Getal en bestemming van derzelver onderscheidene exemplaren (art. 4.)
Ten einde hetvoorname doel van het kadaster, beschouwd als grondslag van de jaarlijksche verdeeling der grondhelasting, in derzelver verschillende graden , en als tot grondslag kunnende strekken van het, bij het burgerlijk Wetboek der Nederlanden , daar te stel len hypothecaire stelsel, volkomen te bereiken, en ten einde, aan de eene zijde, aan het bestuur, met de instandhouding van hetzelve belast, de middelen te verschaffen, om deszelfs uitkomsten’ met volmaakte naauwkeurigheíd bij te houden, en aan de andere zijde, aan de openbare ambtenaren, ’s rijks beambten, en de ingezetenen in het algemeen , al het noodige gemak te bezorgen, om van de gezegde uitkomsten gebruik te maken, worden van de stukken, in de drie exemplaren voorgaande artikelen omschreven, de navolgende exemplaren opgemaakt, te weten;
- Van de Oorspronkelijke Plannen , vier exemplaren ;
- Het eerste voor een algemeen depot der kadastrale archieven , in de hoofdplaats van elke provincie, op te rigten ;
- Het tweede en derde voor het kantoor van bewaring van het kadaster, tot welks kring de gemeente behoort;
- Het vierde voor het archief der gemeente.
- Van de Suppletoire Plannen of Bijbladen, drie exemplaren:
- Het eerste voor het algemeen depot;
- Het tweede en derde voor het kantoor van bewaring.
- Van de Ûorspronkelijke en Suppletoire Aanwijzende Tafels, drie exemplaren:
- Het eerste voor het algemeen depot;
- Het tweede voor‚ het kantoor van bewaring;
- Het derde voor de gemeente.
- Van den Perceelsgewijzen Kadastralen Legger (eerste deel), alsmede van deszelfs voortzetting of tweede deel, drie exemplaren:
- Het eerste voor het algemeen depot;
- Het tweede voor het kantoor van bewaring;
- Het derde voor de gemeente.
- Van den Verzamelings-legger, twee exemplaren:
- Het eerste voor het algemeen depot;
- Het tweede voor het kantoor van bewaring.
c. Inrigting der Plans en Bijbladen (art. 5)
De sectien waarin sommige gemeenten verdeeld zijn , worden door de verschillende benamingen en letters, en de bladen waaruit het plan eener sectie bestaat , door middel eener reeks van nommers , — onderscheiden.
De plannen en bijbladen worden op papier van het formaat groot olifants, de overige stukken op dat, groot mediaan geheeten , vervaardigd. Elk bijblad wordt op dezelfde schaal opgemaakt, op dezelfde wijze georiënteerd,en van dezelfde punten van driehoeksmeting voorzien , als het oorspronkelijke plan en daarenboven verdeeld in ruiten, volmaakt overeenstemmende met ‘die van laatstgemeld plan , welk een en ander strekt, om de tegenwoordige en wezenlijke gedaante van het stuk gronds, waarmede men zich bezig houdt, zoodanig als het op de plaats zelve be vonden is, juist op dezelfde plaats, welke ditzelfde stuk, in zijne vorige gedaante, op het oorspronkelijke plan beslaat, op gezegd bijblad te kunnen af schetsen.
Beschrijving der ruiten letters en cijfers op de zelve (art. 6)
De ruiten in het voorgaande artikel vermeld, worden op de voor elk plan aangenomene middags- en regtstandige hoofdlijnen , zoo op de oorspronkelijke, als op de daarbij behoorende suppletoire bladen in blaauwen inkt getrokken , ter grootte van eene palm zijkant, welke ook de schaal van het plan moge zijn.
Op de lijnen dezer ruiten, en tegen de kanten van het blad, worden de afstanden van ieder dezer lijnen tot de middags- en de regtstandige lijn, in rooden inkt aangeteekend.
De regthoekige vierkanten, welke gezegde aaneen geschakelde ruiten in twee rigtingen maken, worden in de lijnregte rigting, van eene alphabetische reeks letters. op den linker zijkant van het blad, en van eene nommering in arabische cijfers , aan den bovenkant van het blad voorzien. Dit dubbel merkteeken verschaft het middel, om de ligging van welk perceel ook, op het een of ander blad van het plan, met naauwkeurigheid aan te wijzen, door vermelding namelijk van de letter en het cijfer dcrbeide regthoekige vierkanten, de loodlijnige en de waterpasse, waarvan de ruit, die het perceel bevat, een deel uitmaakt.
Wanneer op eenig plande middags- en regtstandige lijnen niet evenwijdig met de kanten van het papier, en de ruiten dan schuins over hetzelve mogten loopen , worden de cijfers en letters niet aan beide randen van het blad, noch met zwarten inkt, maar langs de ruiten, welke van den eenen naar den anderen hoek (of zoo veel mogelijk nabij) loopen, en met rooden inkt, kruiselings ingeschreven.
Wanneer een perceel niet geheel in eene en dezelfde ruit begrepen is, of wanneer het zelfs meer dan ééne ruit beslaat, dan wordt het geacht te behooren tot de ruit, waarin deszelfs nommer geschreven is.
Middelen ter uitwendige bewaring der Plans en Bijbladen. — Inbinding der Aanwijzende Tafels, Perceelsgewijze en Verzamelings Leggers. (art. 7 en 9)
De plannen worden langs al derzelver kanten, omgeven met eene strook fijn perkaal , van twee nederlandsche duimen breedte, tegen de voor- en keerzijde geplakt. Zij worden bewaard in stevige kartonnen portefeuilles . met lederen ruggen , en hoeken van stevig parkement (zullende diegenen , welker hoeken van blik gemaakt zijn, ingeval van herstelling of vernieuwing, van parkementen moeten worden voorzien), en van zoodanige grootte, dat de plannen er in liggen kunnen, zonder te vouwen of uit te steken.
De aanwijzende tafels en leggers worden, ieder stuk afzonderlijk, in kartonnen band genaaid, wanneer het getal vellen beneden de vijftig is. In het tegenovergestelde geval, worden dezelve stevig ingebonden in karton van goede hoedanigheid, en met perkamenten rug, hoeken, en randen van onderen en aan de zijden, voorzien.
Omtrent de verdere middelen van bewaring, worden door de heeren Gouverneurs, voor zoo veel de kadastrale stukken tot het ‘archief der gemeente behoorende betreft, nadere voorschriften, in verband met het vorenstaande, gegeven.
Gereedmaking der Bijbladen , mitsgaders van de drukwerken voor de Suppletoire Aanwijzende Tafels en Perceelsgewijze Leggers(tweede deel). (art. 8 en 10)
De eerste bijbladen worden vooraf, overeenkomstig de bepalingen van art. 6, voor al de bladen van de drie eerste exemplaren der oorspronkelijke plans, en de drukwerken, voor de suppletoire aanwijzende tafels en het tweede deel der perceelsgewijze leggers bestemd, in een gelijk getal bladen als dat van de oorspronkelijke stukken , tot voortzetting waarvan dezelve respectievelijk moeten strekken, in gereedheid gebragt.
Tijdstip van de vaststelling en onveranderlijkheid der drie eerste exemplaren van de Oorspronkelijke Plannen en der Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels (art. 11)
Te rekenen van den eersten Januarij 1855, worden de drie eerste exemplaren der oorspronkelijke plannen, mitsgaders alle exemplaren der oorspronkelijke aanwijzende tafels als vastgesteld beschouwd , en daarin van dat oogenblik af, geene veranderingen meer worden gemaakt; zullende ten- aanzien van alle latere veranderingen, welke aanleiding tot derzelver wijziging geven, de gang in art. 12 , 13 en 15 hierna aangewezen, worden gevolgd.
Wat het vierde exemplaar der plannen betreft, zijnde dat voorde gemeenten bestemd , zullen de veranderingen daarin worden bijgehouden, invoege als bij art. 14 is aangewezen.
Aanwijzing op de Oorspronkelijke Plannen, van veranderingen in de perceelsgewijze verdeeling van den grond (art. 12)
Telkens wanneer, na gezegd tijdstip, blijken zal, dat de perceelsgewijze verdeeling van eenig stuk gronds, niet of niet meer is, zoo als dezelve op het oorspronkelijke plan is afgeschetst, zal de ontdekte misstelling of onnauwkeurigheid, of wel de voorgevallene verandering, op dit plan (1e, 2e en 3e exemplaren) door eene streep in rooden inkt (karmijn), onder de nommers der betrekkelijke percelen worden aangewezen.
Nommering van nieuwe percelen op de Suppletoire Plans (art. 13)
Al de nieuwe percelen, welke achtereenvolgende op de suppletoire plannen van eene en dezelfde gemeente-sectie zullen gebragt worden , bekomen eene reeks van nommers, beginnende met dat, hetwelk onmiddelijk op het laatste nommer van het oorspronkelijke plan der sectie volgt, om het even uit welk getal bladen hetzelve bestaat.
Wijze waarop de veranderingen in het exemplaar der Plannen , voor de Gemeenten bestemd, worden bewerkstelligd (art. 14)
Dezelve worden echter, op het exemplaar der oorspronkelijke plannen, hetwelk meer bijzonderlijk bestemd is, om door de ingezetenen in het archief der gemeenten geraadpleegd te kunnen worden regtstreeks, bij doorhaling en in de plaatsstelling bijgewerkt, en bijgevolg zonder eenig gebruik te maken van suppletoire bladen, en zonder de teekenen van den vroegeren staat van den grond te laten staan; welke wijze van bewerking daarentegen dit voordeel oplevert, dat de staat van den grond, zoo als die op het oogenblik is, of kort te voren was, altijd op hetzelfde oorspronkelijke blad wordt voorgesteld, in plaats van verspreid te zijn op een meer of minder groot aantal bijbladen, waarvan lieden, niet gewoon dezelve te raadplegen, zich bezwaarlijk eene aaneengesehakelde voorstelling zouden kunnen maken.
Aanduiding der veranderingen in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels. (art. 15)
De van 1 Januarij 1833 af, bewezene veranderingen‚ het zij dezelve de grenzen der percelen , den aard van derzelver doorgaande bebouwing , de gebouwen, de regten van eigendom, of eindelijk het bedrag der opbrengst, betreffen, worden in de oorspronkelijke aanwijzende tafels aangeduid door eene dunne streep , welke alles leesbaar laat, over het nommer , den inhoud en de opbrengst der betrekkelijke percelen te halen, en door te gelijk , in de daartoe bestemde laatste kolom, in te schrijven een verwijs-nommer naar de suppletoire aanwijzende tafel, waarin de werkelijk bestaande staat van zaken wordt omschreven; voorts door aan de nieuwe percelen (dat is aan de zoodanige, welke een gevolg zijn van veranderingen in de grenzen) de zelfde nommers te geven als op het suppletoire plan, zoo als bij art. 13 is bepaald, heeft plaats gehad.
Gevallen , waarin de onnaauwkeurigkeden in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels en de Perceelsgewijze Leggers (eerste deel) worden verbeterd, zonder van de suppletoire stukken gebruik te maken (art. 16)
Ten einde echter de oorspronkelijke stukken zoo veel mogelijk tot naauwkeurigheid te brengen, en vooral bij den aanvang der inrigting van het nieuwe veranderings-stelsel, veel geschrijf voor te komen, tot verbetering van onnaauwkeurigheden, welke bij de opmaking der oorspronkelijke aanwijzende tafels en der perceelsgewijze leggers (eerste deel), met betrekking tot het schrijven der eigennamen, of de aanduiding der voornamen, beroepen en woonplaatsen van de personen, die eigendoms-regten bezitten, en der plaatselijke benamingen zijn begaan , zullen die onnaauwkeurigheden, naarmate dezelve worden ontdekt, op gemelde stukken zelve (dus, bij uitzondering op de bepaling van art. 15 hiervoren, zonder van de suppletoire aanwijzende tafels gebruik maken) worden verbeterd, mits de bewaarder van het kadaster geenen twijfel hebbe omtrent de evenzelvigheid der personen, en derhalve in staat zij, daarvoor volkomen naauwkeurige opgaven , waarvan hij zeker is, in de plaats te stellen.
Te dien einde zal men de gebrekkige aanwijzingen met eene dunne streep doorhalen. en er onderscheidenlijk die genen bovenschrijven , welke naauwkeurig en volledig bevonden zijn.
Op de Plannen echter zal de verbetering der plaatselijke benamingen, door geheele wegschrapping en indeplaatsschrijving worden bewerkstelligd.
Voorts zullen alle , overeenkomstig het tegenwoordig artikel bewerkstelligde verbeteringen, in een Register worden aangeteekend, ten einde men zich in ‚het vervolg rekenschap kunne geven van de redenen , die er voor hebben bestaan.
Bewerkstelliging in de onderscheidene stukken, van veranderingen in percelen, ten aanzien waarvan van de suppletoire stukken reeds is gebruik gemaakt (art. 17)
Wanneer het blijkt, dat een perceel, met betrekking tot hetwelk van de suppletoire stukken reeds is gebruik gemaakt, of ten aanzien. van deszelfs plaatselijke gesteldheid, of alleen ten aanzien van de eigendoms- regten, eene nieuwe verandering heeft ondergaan . dan wordt aan deze nieuwe verandering , op dezelfde wijze als voor de eerste, overeenkomstig de in art. 12, 13 en 15 gegevene voorschriften, gevolg gegeven; dat is, men stelt (wanneer de verandering aanleiding geeft om aan de plans iets te doen) door onderhaling, met rooden inkt, van het nommer des veranderden perceels, op het eerst op gemaakte suppletoire plan, een verwijzings—teeken naar een tweede suppletoir plan, waarop de nieuwe grenzen worden afgebeeld; terwijl de omschrijving van het perceel in de suppletoire aanwijzende tafel doorgehaald, en nevens dezelve, in de daartoe bestemde kolom, eene verwijzing wordt geplaatst naar een nieuw volgnommer van dat stuk , onder hetwelk de aanwijzingen, uit de verandering voortspruitende, worden aangeteekend.
Ingeval van latere veranderingen, betrekking hebbende tot hetzelfde stuk gronds, gaat men op gelijke wijze te werk , door namelijk nieuwe suppletoire plans op te maken , en op de suppletoire aanwijzende tafel nieuwe volgnommers te openen ; waarbij evenwel al wat in de oorspronkelijke stukken, of in de reeds bestaande suppletoire stukken gevonden wordt, leesbaar wordt gelaten , ten einde men ten allen tijde , wanneer zulks noodig is, al de veranderingen doorgaande, welke opvolgelijk hebben plaats gehad ‚ terug kunne komen op den stand van zaken, zoo als die op het oogenblik van het afsluiten der oorspronkelijke stukken, of op ieder ander later en bepaald tijdstip, was, of geacht werd te zijn.
Aanduiding der veranderingen, voor welke, en van de Suppletoire Aanwijzende Tafels en van de Suppletoire Plannen wel —, en van die, voor welke van de Suppletoire Plannen geen — gebruikt wordt gemaakt (art. 18)
Telken reize wanneer een perceel in de suppletoire aanwijzende tafel wordt ingeschreven (onverschillig of van de suppletoire plans al dan niet tegelijk wordt gebruik ‘gemaakt).,- moetenî er inden perceelsgewijzen legger gelijksoortige schrifturen plaats hebben.
Indien er geene verandering in de eigendoms-regten maar alleen in de perceelsgewijze verdeeling, heeft plaats gehad, dan worden de nieuwe percelen, ter vervanging van de vorige, in hetzelfde artikel van den legger beschreven, hetwelk deze laatste bevatte, en maken dus het vervolg van dit artikel uit.
Indien er daarentegen eene verandering in de eigendoms-regten heeft plaats gehad (met of zonder verandering in de perceelsgeWijze verdeeling), dan worden de percelen beschreven in het artikel van den legger, hetwelk geopend is, of geopend moet worden voor den persoon, die gezegde regten verkrijgt.
De nieuwe artikelen worden in het daartoe bestemde tweede deel van den legger geopend, en derzelver reeks maakt het vervolg uit van die des eersten deels.
De beschrijving der betrekkelijke veranderde percelen wordt in de artikelen, waaruit zij overgebragt zijn, doorgehaald, door er eene dunne streep over te trekken, even als in de aanwijzende tafel.