Koninklijk Besluit 13 Maart 1821 N° 73: verschil tussen versies
Geen bewerkingssamenvatting |
|||
Regel 19: | Regel 19: | ||
== Artikel 1 == | == Artikel 1 == | ||
De op het aan Ons besluit van den {{KB|25 Juli 1816|49}} geannexeerd tableau, gebragte groote wegen blijven als zoodanig behouden, en de inkomsten van al dezelve, blijven op dezelfden voet als tot heden toe heeft plaats gehad, verbonden voor de op die groote wegen gevestigde | De op het aan Ons besluit van den {{KB|25 Juli 1816|49}} geannexeerd tableau, gebragte groote wegen blijven als zoodanig behouden, en de inkomsten van al dezelve, blijven op dezelfden voet als tot heden toe heeft plaats gehad, verbonden voor de op die groote wegen gevestigde Negotiatien. | ||
== Artikel 2 == | |||
De voormelde groote wegen worden verdeeld in twee klassen, volgens Staten A en B aan Ons tegenwoordig Besluit geannexeerd. | |||
== Artikel 3 == | |||
De groote wegen van de eerste klasse met derzelver embranchementen, de in die wegen gelegen Bruggen en heulen, duikers etc. zullen staan onder het onmiddellijk beheer van het onmiddellijk beheer van het Departement van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat; wordende echter provisioneel hiervan uitgezonderd dat gedeelte van den zijtak van den Grooten weg N° 1 van de Lemmer tot Groningen loopende over Leeuwarden en Stroobos, het welk door de daartoe verpligte personen onder het beheer van de Staten der Provincie Vriesland bij voortduring zal worden onderhouden; de begrooting van Kosten voor het goed en regelmatig onderhoud der voorsz. wegen zal Ons telken Jare ter approbatie worden aangeboden. | |||
== Artikel 4 == | |||
De groote wegen van de tweede klasse en derzelver embranchementen zullen staan onder de onmiddellijk beheering van de staten der onderscheiden Provincien waardoor dezelve loopen met last om in derzelver onderhoud te voorzien zullende aan dezelve voorloopig en tot na den afloop van de op die groote wegen gevestigde negotiatien zoodanige sommen te dien einde worden verstrekt, als wij daartoe zullen vernieuwen te kunnen aanwijzen. | |||
== Artikel 5 == | |||
Wanneer eenige gedeelten van voormelde groote wegen, hetzij van de eerste het zij van de tweede klasse of daar ingelegen bruggen enz. welke bevorens zijn geweest ten laste van Gemeenten Korporatien of particulieren, tot heden toe nog niet tot derzelver lasten mogten zijn herbragt, zal daaromtrent onverwijld worden gehandeld overeenkomstig art. 2 der reglementaire verordeningen gearresteerd bij Ons Besluit van den 17 December 1819 N° 1. | |||
== Artikel 6 == | |||
Over de voormelde groote wegen van de tweede Klasse, mitsgaders over de daar in gelegen Bruggen, heulen, duikers enz. zoo mede over dat gedeelte van den zijtak van den griiten weg N° 1 van de Lemmer naar Groningen het welk bij art. 3 is vermeld, blijft het oppertoezigt opgedragen aan het departement van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat. | |||
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat is belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit waar van afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van financien aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer. | |||
Gegeven te Brussel den 13 Maart des jaars 1821, het achtste Onzer Regering. |
Versie van 25 sep 2019 21:25
Onderdeel van Groote Wegen
Datum: | 13 Maart 1821 |
Nummer: | 73 |
13 Maart 1821 N° 73
Wij Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxembourg, enz, enz, enz.
Overwegingen
- Gezien het Rapport van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat van den 20 November ll N° 4 W.
- Gezien het advies van Onzen Minister van financien van den 19 December 1820 N° 1935.
- Gezien de Rapporten van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat van den 30 December 1820 N° 33 W, en van den 6 en 29 Januari ll N° 22 W, betrekkelijk eenige daartestellen maatregelen tot betere verzekering van het goed en regelmatig onderhoud der groote wegen des Rijks.
- Den Raad van State gehoord (advies 16 februari 1821 N° 6).
- Gelet op de Nadere rapporten van Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat van den 24 februari ll N° 238/36 W en van de 2 dezes N° 238/25 W.
- Den Raad van State nader gehoord (advies 9 Maart 1821 N° 16 ).
- Herzien Onze Besluiten van de KB 25 Juli 1816, N° 49, van den KB 17 December 1819, N° 1; van den KB 9 April 1820, N° 133; van den KB 20 April, N° 5 en van den KB 10 Mei 1820, N° 2 en KB 10 Mei 1820, N° 3.
hebben besloten en besluiten:
Artikel 1
De op het aan Ons besluit van den KB 25 Juli 1816, N° 49 geannexeerd tableau, gebragte groote wegen blijven als zoodanig behouden, en de inkomsten van al dezelve, blijven op dezelfden voet als tot heden toe heeft plaats gehad, verbonden voor de op die groote wegen gevestigde Negotiatien.
Artikel 2
De voormelde groote wegen worden verdeeld in twee klassen, volgens Staten A en B aan Ons tegenwoordig Besluit geannexeerd.
Artikel 3
De groote wegen van de eerste klasse met derzelver embranchementen, de in die wegen gelegen Bruggen en heulen, duikers etc. zullen staan onder het onmiddellijk beheer van het onmiddellijk beheer van het Departement van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat; wordende echter provisioneel hiervan uitgezonderd dat gedeelte van den zijtak van den Grooten weg N° 1 van de Lemmer tot Groningen loopende over Leeuwarden en Stroobos, het welk door de daartoe verpligte personen onder het beheer van de Staten der Provincie Vriesland bij voortduring zal worden onderhouden; de begrooting van Kosten voor het goed en regelmatig onderhoud der voorsz. wegen zal Ons telken Jare ter approbatie worden aangeboden.
Artikel 4
De groote wegen van de tweede klasse en derzelver embranchementen zullen staan onder de onmiddellijk beheering van de staten der onderscheiden Provincien waardoor dezelve loopen met last om in derzelver onderhoud te voorzien zullende aan dezelve voorloopig en tot na den afloop van de op die groote wegen gevestigde negotiatien zoodanige sommen te dien einde worden verstrekt, als wij daartoe zullen vernieuwen te kunnen aanwijzen.
Artikel 5
Wanneer eenige gedeelten van voormelde groote wegen, hetzij van de eerste het zij van de tweede klasse of daar ingelegen bruggen enz. welke bevorens zijn geweest ten laste van Gemeenten Korporatien of particulieren, tot heden toe nog niet tot derzelver lasten mogten zijn herbragt, zal daaromtrent onverwijld worden gehandeld overeenkomstig art. 2 der reglementaire verordeningen gearresteerd bij Ons Besluit van den 17 December 1819 N° 1.
Artikel 6
Over de voormelde groote wegen van de tweede Klasse, mitsgaders over de daar in gelegen Bruggen, heulen, duikers enz. zoo mede over dat gedeelte van den zijtak van den griiten weg N° 1 van de Lemmer naar Groningen het welk bij art. 3 is vermeld, blijft het oppertoezigt opgedragen aan het departement van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken en Waterstaat is belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit waar van afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van financien aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer.
Gegeven te Brussel den 13 Maart des jaars 1821, het achtste Onzer Regering.